Het blijft een eigenaardig proces. De eerste keren dat je naar sommige albums luistert, lijken ze je onvoldoende te raken. Maar naar gelang je ze beter leert kennen, blijken ze te groeien, geven ze hun geheimen prijs en ontdek je van lieverlee dat een iets mindere eerste indruk niet per se bepalend hoeft te zijn. Uiteraard is het feit dat zo’n plaat tóch meerdere keren in de cd-speler terechtkomt als een vingerwijzing dat hier meer aan de hand kan zijn dan je in eerste instantie dacht. Maar toch, het blijft curieus dat bijvoorbeeld Ledges van de piepjonge Amerikaanse singer-songwriter Noah Gundersen (25 jaar) dat traject heeft afgelegd. Zeker als je in ogenschouw neemt dat zijn vorige minialbum Family mij reikhalzend deed uitzien naar dit plaatje.
De eerste keer dat ik het album hoorde, wist de bijna existentiële droefheid die dit album uitstraalde (verrek, daar heb je Albert Camus en zijn vrolijke vrienden, dacht ik) me niet te overtuigen. Opener Boathouse beschikt nog over een zekere lichtvoetigheid, maar daarna neemt Gundersens ernst de overhand met Isaiah en Separator, twee nummers die klinken zoals een treurwilg eruitziet op een druilerige dag. Titelnummer Ledges zorgt voor een korte opleving, tot je goed naar de tekst begint te luisteren (“I wanna learn how to love / And give it all back / Forgive me for all that I’ve done”). Wat daarna volgt is de voortzetting van een introspectieve tocht door de diepste krochten van Gundersen gevoelswereld. Het is precies daardoor én de wijze waarop hij die verhalen vertaalt naar songs die gestaag aan je ziel blijven schuren dat dit album begint te leven. Dat zusje Abby (cello, viool, piano, zang) 10 nummers lang opnieuw exact de juiste accenten weet te leggen, speelt daarbij een cruciale rol.