In de zoektocht naar de juiste formule is het Haagsche Night At The Park bij de vierde editie voor het eerst uitgekomen op twee podia en een zogeheten special request stage, waarop de Nederlandse formatie De Coronas verzoeknummers uit het publiek spelen. Avontuurlijk is niet het woord dat je koppelt aan het voorafje van Parkpop maar pure nostalgie. Op het hoofdpodium wordt teruggrepen naar de tachtiger en negentiger jaren, toen de oude rotten van Diesel, Level 42, UB40, Paul Young en Garland Jeffreys furore maakten. Op het tribute podium is louter plaats voor coverbands. Van de vijf optredende acts onder wie Nod Stewart & The Faces (Rod Stewart) Mirage (Fleetwood Mac), RootsRiders (Bob Marley) Saturdaynight (Beegees) en Rhapsody Queen (Queen) waren alleen de eerste drie relevant met voor mij Rootsriders als onbetwist authentiek hoogtepunt. Door de ietwat overdreven aankleding leek het optreden van het afsluitende Britse Rhapsody Queen meer op een parodie dan dat je sprak van een eerbetoon aan de succesvolle en legendarische rockformatie.
Net als op het tribute podium hoeven de optredende bands op het hoofdpodium niet veel te doen om de handen op elkaar te krijgen. Een groot feest der herkenning, waarbij het publiek gedwee meezingt met hits als Sauselito Summernight (Diesel), Hail Hail Rock ‘n Roll (Garland Jeffreys), Running In The Family (Level42), Come Back and Stay (Paul Young) en Red Red Wine (Ub40). Herkenbare muziek die erin gaat als zoete koek. Ruim zeven uur wordt het Zuiderpark tijdens het voorafje van Parkpop volledig op zijn kop gezet. Dat de witte slee waarin de Britse crooner Paul Young het Zuiderpark werd opgereden indrukwekkender was dan zijn gebrekkig stemgeluid en de heren van Level 42 en UB40 op de automatische piloot doorkachelden mochten de pret niet drukken. Integendeel. Het publiek at uit de handen van de hitmakers. Vermaak en verantwoorde muzikaliteit werd evenwel het best geleverd door Garland Jeffreys, die via hoge geluidsboxen zijn weg baande naar de aparte plek voor de fotografen. Dicht bij zijn publiek zette hij met een nieuw album op zak een degelijke show neer.
Waar de eerste festivaldag op het Zuiderpark in Den Haag nostalgie ‘the talk of the town’ is voor de 30.000 bezoekers, bood de tweede dag een gezellig druk aanzien en een mooi en gevarieerd aanbod aan optredens. Waaronder het gitaargeweld van DOOL, de hooischuurstampers van Paul Youngs Los Pacaminos’, de cabareske coverband Blaas of Glory, het donkere en melancholische repertoire van Alison Moyet en het feestgedruis van het afsluitende Spaanse La Pegatina. De nederhopformatie Broederliefde trok met overbekende cliche’s als ‘hey ho’, ‘waar is het feestje’, vuur, rook en eindeloze serpentines evenwel het meeste (jonge) volk naar het Jupiler podium. Net als voorgaande jaren bood Parkpop met bands als Glow In The Dark, G.O.D, VXUY en Tears & Marble tevens een podium aan plaatselijke talenten.
Volgens de organisatie zou het regenachtige weer een mogelijke oorzaak kunnen zijn voor het lagere bezoekersaantal. Feit blijft dat de organisatie de laatste tijd kiest voor herkenbaarheid en gezelligheid (Broederliefde, Kim Wilde, Guus Meeuwis, Billy Ocean, Gers Pardoel, De Kraaien) boven de meer interessantere programmeringen uit de begin jaren negentig edities. Toen trokken Gary Moore, John Mayall, Tony Joe White, Chris Whitley, Willie Deville, Nils Lofgren, The Scene, Tony Joe White, Robert Plant, Jan Akkerman en Walter Trout op een festivaldag tussen de 400.000 en 500.000 bezoekers.
Tekst : Johan Schoenmakers
Foto’s: Karin Rövekamp