“You gotta hustle, can’t wait till it comes” uit de bluesy openingstrack spreekt mij in al zijn nuchterheid enorm aan. Gus McKay is Australiër. Bevlogenheid aldaar geeft weinig gelegenheid tot filosoferen. Initiatief ontstaat door handen uit de mouwen te steken. Uiteraard laat je daarbij je gevoel spreken. Geen punt voor mcKay, hij heeft tenslotte eerder met dit bijltje gehakt. De eerste keer dat ik tegen McKay’s muziek opliep was met zijn debuut All About Flight. Een noest werkstuk. Er vond weinig promotie plaats, de inhoud werd verondersteld voor zichzelf te spreken. Wat dat betreft is er weinig veranderd sindsdien. Gus koerst met zijn Roadrunner Blues op het scherp van de snede. Gepassioneerd en rauw. Op een geoliede basis van bas en drums baant Gus een natuurlijke weg voor zijn gitaren en harmonica. Als een auto die zijn weg vindt door een schijnbaar oneindig landschap. Muziek als partner voor onderweg.
Er wordt lichtvoetig gespeeld. De plaat zit ritmische lekker in elkaar, en de meeste songs bevatten veelvuldig vlotte beats. McKay’s gruizige zang/voordracht zorgt daarbij voor een geanimeerd decor. Verhalen die zich afspelen rondom “the road”. De weg zowel als metafoor voor het leven, maar evengoed als de strekkende (kilo)meters die al rijdend worden afgelegd. Nummers als Two Days to Kununurra (in a Holden), Keep on Drivin’ en Drifter maken dat je meedeint tot aan het eind van de reis/cd. Waarna je als vanzelfsprekend de replay indruk, zeker wanneer je nog niet op je eindbestemming bent aanbeland.
www.gusmckay.com
(Rein van de Berg)