De plaat die Richard Buckner dit jaar uiteindelijk toch niet maakte, lijkt nu zo maar uit de muzikale koker van Noah Gundersen te zijn gerold. Gundersen, een jonge kerel uit Seattle die enige plaatselijke faam verwierf met zijn band The Courage, presenteert op zijn nieuwe EP Family zeven songs die qua pure intensiteit, zeggingskracht en niets of niemand ontziende eerlijkheid meer dan eens doen denken aan Buckners Devotion + Doubt. Oké, ze vertonen nog niet hetzelfde compositorische vernuft en eenzelfde vakmanschap, maar elk nummer verraadt een meer dan hoopgevende portie klasse en talent.
De rode draad door dit album gaat over de mensen die ons leven vorm geven: onze familie. En dat concept beperkt zich niet per definitie tot de zorgvuldig omkaderde lijnen van bloedverwanten. Of zoals Gundersen het zelf omschrijft: ‘Family comes in many forms. It lives with us, for better and for worse. It shapes us. That’s what this album is about.’ Wat meteen verklaart waarom je niet alleen vaders, moeders, broers en zussen tegenkomt in de songteksten (‘I don’t want to be a proud man / I just want to be a man / A little less like my father / And more like my dad’), maar ook bloedbroeders, geliefden (San Antonio Fading) en gezinnen die dreigen te barsten onder de druk van de recessie. In het voortreffelijke Garden schetst hij de onzalige wereld van bankspeculanten in drie zinnen: (Banks coming Down / They’re taking all ou hard earned pay / Lord giveth but he taketh away’).
Family is, onder meer dankzij de bekoorlijke achtergrondvocalen en vioolpartijen van zus Abby Gundersen en de spaarzame instrumentatie, een ongeslepen diamantje dat per luisterbeurt meer van zijn schittering prijsgeeft. In de herfst van dit jaar verschijnt Noah Gundersens eerste echte album. Het voorsmaakje dat we hier krijgen, laat mij alvast op het puntje van mijn stoel zitten.