Tijdens het lezen van Duivelsmuziek, een aanstekelijk geschreven verslag van een fietstocht door het geboorteland van de rock-‘n-roll, blues en jazz, valt de nieuwe cd van Little Freddie King (geboren als Fread E. Martin) in de brievenbus van Landhuis Overheul. De overeenkomst tussen de hoes van Chasing Tha Blues, pas het achtste album van deze 71-jarige Deltablues original, en de cover van Leendert van der Valks en Winnifred Wijnkers boek kan geen toeval zijn: King die door de straten van zijn woonplaats New Orleans fietst…
Delta blues en New Orleans zijn meteen ook dé trefwoorden voor deze heerlijk ongepolijste uurtje authentieke blues. Tegen het einde van het meeslepende Born Dead van Newton Greer (‘Why was I born down in Mississippi town / Black man has to work just like a slave / Black man in Mississippi / Might as well be born dead’) klinkt krasse knar King écht als een afgebeulde slaaf, als iemand die recht van spreken heeft als het over blinde rassenhaat gaat, als de blues ter sprake komt.
In de traag swingende groove van Back In New Orleans, met subtiel mondharmonicaspel van Robert Lewis DiTullio Jr, roept King met simpele worden als ‘New Orleans, New Orleans, where nothing is the same’ aangrijpende beelden op van N’Awlinz na de desastreuze doortocht van Katrina. En na het horen van Standin’ At Your Door, een heerlijk rommelige slow, hoop je dat de oude geilaard het meisje toch vooral maar niet gekregen heeft, zó lekker klinkt dit onverteerde liefdesverdriet. Dit is blues op zijn best.
In de donkere dagen van de vorige eeuw beweerden racistische rednecks, blanke boerenhufters en paapse pilarenbijters dat blues de muziek van de duivel was. Tja, tegen zoveel domheid waren toen zelfs de goden niet opgewassen. De oorspronkelijke bluesmuzikanten waren en zijn dat gelukkig wel. Little Freddie King is er zo één. Hopelijk nog ettelijke jaren lang.