RSS

Brood in de goot: Herinneringen aan een fenomeen

Herman Brood was de enige echte rock hero die Nederland heeft gehad. Negen jaar geleden stierf hij in stijl. Er is veel over hem gepubliceerd. Minder bekend is hoe het hem verging voordat de roem kwam.  

Op een dag las ik in de Drentsche & Asser Courant een opmerkelijk bericht. Het ging over een weduwe die voortijdig was ontwaakt uit haar middagslaapje omdat beneden iemand zat te improviseren op de piano. Het vermoeden was dat het om een inbreker ging, want er was een setje zilveren lepels verdwenen. De politie zei dat ze de zaak onderzochten, maar ik had wel een idee wie de dader was. Het kon eigenlijk niet anders: dit moest Herman Brood zijn. Niet zo lang geleden was hij neergestreken bij ons in Assen, in de ene hand zijn reizende apotheek, in de andere de tas met hete bladen. Herman was in die tijd alleen in kleine kring bekend als de pianist met het pakje. Hij had enkele jaren doorgebracht in het Duitse nachtclubcircuit. Daar had hij de speed ontdekt, het krachtpoeder dat zijn leven de komende dertig jaar in een duizelingwekkende stroomversnelling zou brengen en hem deed eindigen als een wrak in een poepluier.

Herman kwam voor het eerst in de publiciteit toen de plaatselijke bluesgroep Cuby & the Blizzards hem aantrok als pianist. Hij deed het heel goed op het podium en schreef ook een paar aardige nummers. Het was dan ook best jammer dat Herman in 1967 vanwege een onnozel drugsakkefietje, dat door de Telegraaf flink was opgeblazen, uit de band werd gesmeten. Uiteraard zonder afvloeiingsregeling.

 

De pianist ontwikkelde zich daarna tot een bekende verschijning in duistere kringen. De profs moesten vreselijk moest lachen om zijn onhandige pogingen om zich voor te doen als een echte inbreker. Net als zijn moeder Beppie, die kleptomaan was, kon Herman niet van andermans spullen afblijven, hoewel hij nooit van vrienden stal. Regelmatig werd hij opgepakt en afgevoerd naar verbeteringsinrichtingen. Hij bleef daar nooit erg lang. Hij was meer het type voor ambulante verpleging, bijvoorkeur door het dichtstbijzijnde meisje. Op een dag kwam hij bij me aanzetten met een paar schoenen dat hij had gestolen. Of dat iets voor mij was? Natuurlijk niet. De ene schoen was maat 43, de andere maat 45. In dit soort details was Herman niet erg goed. Ook kwam hij eens langs met een twee meter lange luxaflex, gewoon meegenomen uit een warenhuis.

In die merkwaardige periode werkte hij ook nog even bij de Eerste Drentse Nachtveiligheidsdienst. Het dienstverband duurde slechts één nacht en betrof de bewaking van een geheel verlaten aardgaslocatie in Beilen. Ik ging die nacht even kijken. De pianist bleek in het kantoortje bij de ingang bezig met het koesteren van zijn collectie blote bladen en zichzelf. Of de gordijnen dicht waren tijdens het masseren kan ik me niet meer herinneren.

 

Daarna zagen we hem in Assen terug als barkeeper in Spoorzicht, een doorleefd etablissement dat betere tijden had gekend en nu voornamelijk werd bezocht door te luide types met rode koppen van de jonge jenever, aangevuld met psychiatrische gevallen uit een naburige inrichting. Soms zat er ook een verdwaalde handelsreiziger aan de bar. De eigenaar van dit merkwaardige café was Ome Joop, de vader van Herman Brood. Hij was een alcoholist die niet meer dronk. Het aanbod van zijn zoon om de bardiensten over te nemen kwam natuurlijk als geroepen. Ome Joop had altijd met ontheemde blik achter de bar gestaan, hij schonk drank met de onverschilligheid van een pompbediende. De ruwe scherts van zijn gasten maakte hem alleen maar droeviger. Ooit had hij leiding gegeven aan een groot eigen bedrijf. Door drankzucht was hij dat kwijtgeraakt. Daarom moest Ome Joop nu de glazen volschenken van de mannen van het woonwagenkamp, ruwe kerels, die hun eigen naam niet eens konden schrijven. Dit waren echte bad guys, voortdurend verwikkeld in duistere handeltjes en ook nog eens vuurwapengevaarlijk. Als je van hen een auto kocht, kon je maar beter eerst onder de motorkap kijken, want het zou niet de eerste keer zijn dat deze mannen er in slaagden een auto zonder motor te verkopen.  

Op z’n eerste dag achter de bar maakte Herman Brood meteen duidelijk wie hier voortaan de lakens uitdeelde. Met vastberaden pas stevende hij af op de jukebox en verwijderde zonder ’n moment te aarzelen het in neptranen gedrenkte repertoire van Johnny Hoes en consorten. Op deze muziek waren de mannen aan de bar dol. Jammer. Voortaan moesten ze het doen met actuele werkjes van ondermeer de O’Jays (Black Stabbers) en James Brown (It’s a Man’s World). Niemand kwam op de gedachte om protest aan te tekenen.

 

De loensende barknecht kon een glimlach niet onderdrukken toen hij de smartlappen in de afvalemmer deponeerde. Vulde vervolgens met een machtige zwaai een kelkje met een giftig groen likeurtje, beter bekend als Pisang Ambon. Het spul zag er zeer dodelijk uit, maar ging in een teug naar binnen. Er steeg nog net geen applaus op, maar het was duidelijk dat Herman Brood het had gemaakt. Het was een opmerkelijk moment in de geschiedenis van Spoorzicht. Het had ook heel anders kunnen gaan. Voor hetzelfde geld hadden ze de kunstartiest met z’n geverfde haar kapot geschopt, helemaal kapot zelfs, want zo waren deze mannen wel. Op de paardenmarkt in Rolde hadden ze hun eigen vader doodgetrapt. Gewoon een kwestie van ’n paar pilsjes te veel.

Na het werk sliep Herman Brood boven het café, altijd naast zijn piano. Uiteraard met voldoende vrouwen binnen handbereik, hij had een koffer vol onder z’n bed. Voor het slapen gaan, nam hij een stimulerend spuitje, anders kwam ie de volgende dag het bed niet meer uit. Meestal sliep hij trouwens niet, Herman hield van de nacht.

  

Uiteindelijk verhuisde hij naar Amsterdam om daar de beroemdste junk van Nederland te worden. Regelmatig zag je hem ronddwalen in verkeerde programma’s en leek hij nog doder dan de vorige keer. Ik hoopte dat het hem zou lukken om, net als Tommy Cooper, te sterven op het podium, wegzwevend in een wolk van aanzwellend applaus, maar zo lang kon Herman Brood niet wachten. Op een bijzonder winderige dag tijdens de Tour de France 2001 begaf hij zich naar het dak van het Hilton-hotel in Amsterdam en viel te pletter als een vogel met verlamde vleugels. Die avond was ie op alle netten. Het was heel jammer dat hij het zelf niet kon zien.

Tekst: Sjoerd Punter


0 Comments Add Yours ↓

  1. 1

    Mooi stukje sjoerd!

  2. Ton van Haeften #
    2

    Ik geniet met volle teugen van dit soort achtergrondverhalen, hij was onnavolgbaar. Ik leerde hem kennen in Café de Palm in A’dam waar ik achter de bar stond en hij overdag regelmatig aanschoof om gezellig een toepje te leggen. Het moet na zijn Cuby-avontuur geweest zijn, begreep ik later, voor mij was het een willekeurige aardige dopie waarvan er meerdere in onze buurt rondliepen. Later maakte ik hem wel mee in Groningen waar mijn schoonzus zijn eerste stagesuit voor hem naaide. Jan Hekerts Sandino was “the place to be” in die tijd, ook voor Herman na een optreden in b.v. Vera. Toen hij eenmaal met zijn Wild Romance naam begon te maken werden Herman en zijn bandleden regelmatig gesignaleerd in wederom De Palm waar het dientengevolge binnen de kortste keren zwart zag van het vrouwelijk schoon in zwart lederen kledij. Dat heeft ons geen windeieren gelegd. Maar Herman voelde zich het meest “senang” aan de bar van Hotel Torenzicht waar hij waarschijnlijk dan ook vaak sliep, met of zonder een verovering. Bij toeval, ik was er zelf komen te wonen, heb ik hem ook regelmatig in Bussum meegemaakt. Wat de achtergrond is van hun “Bussumse Periode” is me eigenlijk nooit duidelijk geworden. Ook nooit naar gevraagd overigens. Een goeie voor als ik in A’dam toevallig Koos of Dany tegen het lijf mocht lopen.

  3. Ton van Haeften #
    3

    Als ik er aan denk zal ik een volgende keer vertellen hoe Herman me, in een Bussumse “place to be” ooit redde uit de klauwen van het aldaar fungerend veiligheidspersoneel. Ik had zelf niets in de gaten, deed toch niets, maar hij had er kennelijk een oog voor ontwikkeld.