RSS

Recensies van Dave Desmelik, Mae Moore & HoneyHoney

Dave Desmelik – Deep Down The Definition

 

Het zevende album van deze singer-songwriter uit Penrose, North Carolina, laat een muzikant horen wiens muziek door de jaren heen gerijpt is en volwassener is geworden zonder daarbij de voor Desmelik kenmerkende speelsheid te zijn kwijtgeraakt. Hoewel Desmelik niet meteen gezegend is met een geweldige stem, weet hij in puike songs als He Gave All He Had, Deep Down The Definition en Picture in A Frame toch te overtuigen als zanger. Uitgaan van je minder sterke punten en die ombuigen tot je sterke wijst op zelfkennis en de wil om aan je kwaliteiten te blijven werken, en dat is een kostbaar goed in de muziekwereld. Die eerlijkheid hoor je in twaalf van de veertien songs op dit album. De resterende twee nummers zijn instrumentals die weinig tot niets toevoegen aan het finale beeld dat dit album oproept: Een meer dan verdienstelijke plaat van een man die gelooft in wat hij doet.

 

Mae Moore – Folklore

 

Tom Thompson’s Mandoline, de openingtrack van Folklore, het zevende album van de Canadese zangvogel Mae Moore, doet willens nillens denken aan het werk van de grootste Canadese singer-songwriter Joni Mitchell. Om dan overeind te blijven, vergt heel wat talent. En dat heeft Mae Moore meer dan voldoende. Dat bewees ze eerder al met uitstekende albums als Oh My (2004) en It’s A Funny World (2002) en ze laat het ten overvloede horen op Folklore. Ook al is de schaduw van Joni in het gros van de songs aanwezig, Moore slaagt erin om negen nummers lang een sfeer op te bouwen die typisch lijkt voor hedendaagse Canadese muzikanten. Als je Winter Song hoort, zie je de besneeuwde dalen van Alberta voor je. En bij het luisteren naar Oh Canada en My One And Only One ontvouwt zich een muzikaal landschap dat alleen maar van Canadese oorsprong kan zijn. We hebben ruim zeven jaar moeten wachten op dit nieuwe album van Moore. Hopelijk duurt het wachten op de opvolger niet zó lang.

 

HoneyHoney – Billy Jack

 

Op het tweede album van dit duo (zangeres Susan Santo op banjo en viool, Ben Jaffe op gitaar) viert de altcountry hoogtij. De plaat opent met het heerlijke Angel Of Death dat in de verte iets wegheeft van Tom Jones’ Detroit City, maar nooit een blauwdruk van die song wordt. Het nummer blijkt een fraaie voorbode te zijn voor al het herlijks dat erop volgt. Santo, die beschikt over een onvervalste countrysnik in haar stem en die op sommige momenten zelfs een beetje doet denken aan Adele (Ohio), is duidelijk het speerpunt van deze band. Niets ten nadele van Jaffe en de gastmusici, maar de songs op Billy Jack vallen of staan bij haar zangpartijen. Dat komt nog het best tot uiting in de beste nummer van de plaat, LA River en Turn That Finger Around. Zet een mindere zangeres achter de microfoon en vraag je af of de songs nog diezelfde kracht zouden uitstralen. Nee dus. Het maakt me benieuwd naar hoe deze band zal evolueren.


Comments are closed.