Als je wilt weten hoe een roestige spijker klinkt, leg dan eens een plaatje op van Scott H. Biram. Op zijn onstuimigste momenten laat deze zelfverklaarde ‘Dirty Old One Man Band’ een oude krakende kar als Tom Waits klinken als een koorknaapje. Zonder compromissen, vol in je gezicht en geen behoefte aan cosmetica om de nietszeggendheid van zijn songteksten te verbloemen omdat die songs altijd en overal voor zichzelf spreken. Liefst met een grote bek, maar als het moet ook met een hartveroverende innemendheid. Zo klonk Biram op zijn zeven vorige albums en zo klinkt hij op zijn nieuwe oerschreeuw Nothin’ But Blood, een weerbarstige collectie songs over mensen die zichzelf – vaak met de grootst mogelijke moeite – staande weten te houden op het uiterste randje van de zelfkant van de samenleving. Mensen die hun leven hebben verzopen in drank (Only Whiskey), de weg kwijtraakten in het psychologische en sociale doolhof dat de VS was na de troosteloze terugkeer uit Vietnam (Nam Weed) of zich realiseren dat de weg die ze ooit insloegen, al dan niet gedwongen door omstandigheden die hen in de rug aanvielen en overmeesterden, hen definitief van hun koers naar een thuis hebben geslagen (Never Comin’ Home).
Op dat vlak lijkt Biram een zielsverwant van schrijver Charles Bukowski die zich bij voorkeur op de onderkant van de maatschappij richtte dan op de hypocriete bovenlaag. Op muzikaal vlak spelen er meer verwantschappen. Biram put uit authentieke blues (Backdoor Man van Willie Dixon en Jack Of Diamonds), country (I’m Troubled van Doc Watson en zijn eigen When I die), punk (Church Point Girls en Only Whiskey), death metal (Around The Bend) en folk (Slow & Easy). Zet die stijlen naast elkaar en je krijgt nooit een sluitende eenheid. Laat de wonderlijke Scott H. Biram al die bestanddelen in een emmer flikkeren en de boel eens duchtig door elkaar roeren en je krijgt een plaat die krabt, bijt, woest om zich heen mept, streelt, troost en – als je niet oppast – zegent. Wat dat doen de eigengereide versies van Amazing Grace en John The Revelator die hier op de luisteraar worden losgelaten. Nothin’ But Blood is een album als een bloedrode roos: oogverblindend maar met verdomd scherpe dorens…