RSS

Recensies van Elliott Murphy – The Luyas – Bob Martin – Francesco Lucarelli

Elliott Murhy – Elliott Murphy

Een van de typische bijverschijnselen van de teloorgang van de Franse suprematie in de wereld is dat ze artiesten van hun opvolger Amerika met alle egards omgeven. Zo ook de in 1949 in Long Island, New York geboren Elliott Murphy. Deze telg van een showbusinessechtpaar trok direct bij zijn debuutalbum Aquashow in 1973 alle aandacht naar zich toe en zijn naam werd zelfs in een adem genoemd met die van Bruce Springsteen. Inmiddels woont hij al weer vele jaren in het achtste arrondisement in Parijs waar twee jaar geleden de burgemeester een aan hem opgedragen tentoonstelling opende. In de vorm van een live DVD en een live album mochten de fans meegenieten van de populariteit die hij aldaar geniet. Zijn nieuwste gelijknamige album is geproduceerd door zoonlief Gaspard die ook als muzikant in de lichtstand actief is. Gaspard heeft vooral de nadruk gelegd op een glad geluid waarbij alles in dienst staat van de kracht van de liedjes en de voordrachtskunsten van zijn vader. Ook nu weer treffen we op dit album een aantal ijzersterke liedjes aan die bewijzen dat Murphy op dat vlak van wanten weet. Gelijktijdig is het te voorspelbare groepsgeluid wel degelijk een storende factor die te vaak het potentieel van de liedjes in de weg zit.

The Luyas – Too Beautiful To Work

The Luyas is een trio uit Montreal dat zijn wortels heeft in de postpunk-indierock. Centrale figuur is zangeres Jessie Stein die zich terzijde weet gestaan door hoorn- en keyboardsspeler Pietro Amato en drummer Stefan Schneider, die beiden zijdelings betrokken zijn bij Arcade Fire. De groep debuteert in 2007 met het album Faker Death dat wegens totale leegverkoop in 2008 opnieuw uitgebracht werd. Op haar jongste album wordt de groep bijgestaan door de van gastbijdragen bij Arcade Fire bekende violist Owen Pallett. De muziek van The Luyas op dit album is geen voer voor muziekliefhebbers van simpele liedjesstructuren. De groep experimenteert er lustig op los waarbij vooral Pietro Amato instrumentaal het voortouw neemt. Zangeres Jessie Stein heeft een aparte manier van zingen die veelvuldig uitmondt in het declameren van tekstgedeeltes. De vele soundscapes die het trio op zijn gehoor loslaat, ondergraven naar mijn smaak de toegankelijkheid van de liedjes waardoor dit een type album is waaraan vooral fans van experimentele popmuziek plezier zullen beleven.

Bob Martin – Live At The Bull Run

Nu elke werkloze Amerikaan als zelfbenoemd zanger-liedjesschrijver de wereld meent te moeten verblijden met een huisvlijt-cd is Bob Martin een verademing. Geboren in 1942 in Lowell, Massachusetts maakt hij begin 1960 naam in de Cambridge folkscene. Het duurt tot 1972 voordat zijn debuutalbum Midwest Farm Disaster het levenslicht ziet. Een mate van terughoudendheid die ook in zijn verdere carrière aangehouden wordt. In totaal vier albums verschijnen in het vervolg van zijn hand waarbij het in 1997 verschenen The River Turns The Wheel als zijn meesterwerk gezien wordt. Ruim tien jaar na zijn voorganger Next To Nothing verschijnt het album Live At The Bull Run. Het is zo’n album waar goed aan te horen is dat een optreden van deze veteraan een gebeurtenis is die de bezoekers niet onberoerd laat. Met zijn grofkorrelige stemgeluid en doorwrochte gitaarspel presenteert hij een repertoire waarin hij zich tot in de kleinste details een rasmuzikant toont. Rond zijn liedteksten hangt een sfeer van het werk van schrijver Jack Kerouac die een diepe verbondenheid met de buitenstaanders in onze samenleving verraadt. Het prettige van Bobs voordracht is dat dit nergens uitmondt in sentimentele overdaad of holle leuzen. Liever houdt hij het klein en weet daarmee een maximaal effect te sorteren. In de beste traditie van het politieke folklied is Bob Martin een muzikant om te koesteren.

Francesco Lucarelli – Find The Light (2010)

Wanneer tussen Afrikaans tromgeroffel plotseling een pedalsteel klinkt, begrijpen we direct dat radiogolven geen grenzen kennen. Dat ook in het zuiden van Europa deze regel opgaat, mag dan ook geen verbazing wekken. Deze Romeinse zanger-liedjesschrijver brengt op zijn album een ode aan de muziek van de Amerikaanse westkust begin jaren zeventig. Muziek die hij hoorde in zijn jeugd dankzij de voorliefde van zijn ouders voor groepen als Buffalo Springfield, The Eagles en Fleetwood Mac. Het aardige van de liedjes op dit album is dat Francesco Lucarelli er in alle opzichten in slaagt om aanstekelijke melodieën en passende refreinen te produceren. Dat hij daarnaast op de gitaar van wanten weet, is een extra pluspunt. Gastbijdragen van Graham Nash en Sonny Mone (Crazy Horse) verhogen daarbij het feestelijke gevoel van herkenning dat dit album teweegbrengt.

(Koos Gijsman)


Comments are closed.