RSS

Interview met Jimmy LaFave, De Effenaar Eindhoven 11 oktober 2014

 

 

(Foto: Arianne Knegt)

Wie op internet op onderzoek uitgaat naar Jimmy LaFave stuit al snel op het begrip Red Dirt Music. Ik besluit hem zelf te vragen waar die naam vandaan komt, zodra hij, me welwillend en zelfs wat nieuwsgierig aankijkend, tegenover me zit in een lege kleedkamer. “De term Red Dirt Music is ontstaan in Oklahoma, een staat ten noorden van Texas. De aarde is daar ‘pretty red’, aldus Jimmy, en men noemt het ook wel de ‘Red Dirt Nation’. Ergens in die grote staat ligt het plaatsje Stillwater, geboortegrond van onder meer de muzikale jazzgrootheid Chet Baker maar ook van countryster Garth Brooks. Het muzikaal bruisende stadje bleek een vruchtbare omgeving voor een jeugdige muziekliefhebber als Jimmy, die begon met een drumstel maar al snel overstapte op de gitaar en zijn eerste songs scheef in de Red Dirt Clay.

De muziekstijl wordt wel omschreven als een mix van folk, country, blues, western swing en bluegrass. Talentvolle jonge representanten van de Oklahoma sound zijn bijvoorbeeld John Fullbright, vorig jaar genomineerd voor een Grammy, en Jimmy’s jonge vriendParker Millsap, uit Stillwater, de volgende grote belofte, die onlangs door de Americana Music Association genomineerd werd in de categorie ‘meest veelbelovende nieuwe talent van het jaar’. Veel van de Red Dirt bands vertrokken naar Austin, dat zichzelf immers met een knipoog profileert als ‘musical capitol of the world’, dus inmiddels is de zogeheten Red Dirt sound ook onderdeel van de muziek in Austin.

(foto: Gerrit Teunis)

Ik vraag Jimmy wat de Oklahoma ingrediënten zijn in zijn liedjes en hoe Texas, waar hij inmiddels alweer een jaar of vijfentwintig woont, zijn stijl van schrijven beïnvloed heeft. Hij vertelt dat hij opgroeide met de muziek van Oklahoma-helden als Woody Guthrie, JJ Cale en Leon Russell, en vervolgens in Texas kennis maakte met de muziek van mensen als Townes van Zandt en Stevie Ray Vaughan. “Dus mijn muziek is eigenlijk een soort combinatie.” Hij voegt daaraan toe dat Bob Dylan weliswaar niet uit Oklahoma of Texas komt, maar desalniettemin één van zijn grote inspiratiebronnen is geweest. Dat zal geen verrassing zijn voor de  regelmatige bezoeker van zijn concerten, want er komt altijd wel op z’n minst één Dylan-song voorbij op een avond met Jimmy.

Vervolgens hebben we het over zijn woonplaats Austin, dat inmiddels één van de snelst groeiende steden in de USA is, en de afgelopen tien jaar daardoor de nodige veranderingen heeft ondergaan. Authentieke oude plekken, zoals de bekende muziekbar ‘The Broken Spoke’, worden ingeklemd tussen flats of moeten het veld ruimen. Ik vraag Jimmy op wat voor manier de snelle groei van de stad de muziekbusiness beïnvloedt. “Er komen meer mensen naar Austin, dus er zijn meer potentiële luisteraars, maar ik weet niet of het per sé muziekliefhebbers zijn. In ieder geval is het voor beginnende songwriters een stuk moeilijker om naar Austin te verhuizen, vanwege de steeds hogere huizenprijzen, dus je vindt de jongere muzikanten vooral aan de randen van de stad. Toen ik en mensen als Walt [Wilkins] naar Austin kwamen was het makkelijker. Ik heb altijd in het stadscentrum gewoond, maar ik was er dan ook al toen het nog goedkoop was om er aan woonruimte te komen. Nu zou het erg moeilijk zijn.”

In zijn jonge jaren, nog in Stillwater, was Jimmy overdag manager in een muziekclub terwijl hij in de avonduren aan de weg probeerde te timmeren met zijn muziek. Ik vraag hem of die ervaring hem heeft geholpen bij het organiseren van de zakelijke kant van zijn muzikantschap, en of zijn beeld van het muzikantenleven daardoor misschien wat realistischer werd. “Dat is denk ik wel zo… al was de club niet echt groot, maar je leerde hoe moeilijk het was publiek te trekken, hoe belangrijk het was bands te vinden die al een eigen publiek opgebouwd hadden,  hoe je het kon laten werken. De hele dag aan de telefoon, een bar draaiende houden… ja, ik heb er veel van geleerd”, vertelt Jimmy. Later startte hij zijn eigen music business, als partner bij een nieuw record label. Hij vertelt dat het nu ook moeilijk is, omdat het fenomeen ‘cd’ op weg is uit te sterven. Het fysieke muziekprodukt maakt langzamerhand plaats voor digitale downloads (al dan niet legaal) en streaming. “So you have to be smart,” zegt hij. “Je moet vandaag de dag, als muzikant, je zaakjes goed op orde hebben, bijna alles zelf doen. Ik ben elke dag óók bezig met de zakelijke kant.

We hebben twee opnamestudio’s, waarin ik een hoop tijd doorbreng, ook om andere bands te helpen. Eén van de studio’s ligt op het Texaanse platteland, bij Llano, 100 mijl van Austin, en de andere ligt in de stad zelf. Ik heb net de opnames voor mijn nieuwe cd voltooid, vlak voordat ik voor deze tour naar Nederland kwam. Nu heb ik nog ongeveer twee à drie maanden nodig voor bijvoorbeeld het artwork van het album.” Anthony da Costa, de jonge gitarist uit New York, nu wonend in Austin, die onlangs nog door Nederland tourde met Carrie Elkin, speelt alle gitaarstukken op Jimmy’s nieuwe album, maar kon er helaas niet bij zijn deze tour.  Maar niet getreurd, want Jimmy’s gitarist deze tour is John Inmon, een in Austin beroemde en zeer gewaardeerde muzikant. Jimmy vertelt dat hij deze keer ook een andere toetsenist bij zich heeft, dat het ‘a whole different band’ is, behalve dan de drummer en bassist. Met Jimmy’s staat van dienst heeft hij inmiddels de keuze uit een uitgebreide poel van muzikanten.

Ik vraag hem naar het verschil tussen het Amerikaanse en het Nederlandse publiek. Jimmy antwoordt dat hij het Nederlandse publiek fijn vindt om voor te spelen. “Ze luisteren zeer aandachtig en vol respect.” Op mijn opmerking dat concertbezoekers hier zo stil zijn zegt hij: “Ja, ze zijn erg stil tijdens het liedje, maar applaudiseren vervolgens erg enthousiast. In Amerika is er vaak minder respect voor muziek, denk ik.” Ik zeg dat ik de indruk heb dat het americana-publiek in Nederland gemiddeld een stuk ouder is dan in de States, wat hij onmiddellijk beaamt. Hij voegt er nog aan toe dat het Nederlandse publiek overwegend uit mannen bestaat. In Amerika zijn er meer vrouwen in het publiek. Ik vraag hem wat we daaraan kunnen doen? Hij weet het niet, vraagt of het bij andere artiesten ook zo is hier, wat ik beaam. Zijn publiek is gemêleerder in Groot-Brittanië, vertelt hij, daar komen vooral stellen, en ook wel meer jongeren. “Ik schrijf een groot deel van mijn succes hier in Nederland toe aan mensen als Johan Derksen. Hij houdt echt van dit soort muziek en doet zijn best de mensen te vertellen dat ze naar muziek moeten gaan luisteren.”

Ik bedank hem voor het interview en wens hem een fijn optreden toe. Hij vertelt dat het een relatief kort optreden wordt (in tegenstelling tot andere optredens, zoals de avond ervoor in Hengelo waar hij tweeëneenhalfuur speelde en de ene toegift na de andere gaf), omdat hem te kennen is gegeven dat het om tien uur stipt afgelopen moet zijn. Er staat in de Effenaar blijkbaar nog iets op het programma. “A dance night or something…” Tja, een concert is tegenwoordig het domein van de oudere jongeren; DJ’s en Dance Nights zijn de dingen waar jonge mensen op af komen. And never the twain shall meet… of wel?

(Arianne Knegt)

 


Comments are closed.