Wat de muziekwereld in eender welk decennium extra boeiend maakt, is de eenling, de muzikant die zijn of haar eigen weg gaat, obstinaat, overtuigd van het eigen gelijk en het eigen doel. Gustav Mahler was zo iemand en ruimschoots vóór hem deed Mozart en dergelijk kunstje al eens voor. Noem het eigenzinnigheid of authenticiteit, een feit is dat zij wegen betraden die voor hen niet betreden werden. Frank Zappa was ook zo iemand en Bob Dylan is zo iemand. Eigenwijs, nu en dan met de kop tegen de muur knallend, succesvol of falend. Maar zelfs op de spaarzame momenten dat ze niet slagen in hun opzet, zijn ze nog altijd honderd keer interessanter dan het gros van de nulliteiten die de ether dagelijks bezoedelen.
Joe Henry is óók zo iemand. De man volgt al jarenlang zijn eigen pad en levert elke keer opnieuw werk af dat boeit, schittert en intrigeert. Reverie is de twaalfde parel aan zijn intussen meer dan indrukwekkende kroon. De plaat werd bij Henry thuis opgenomen in een sfeer die je op zijn minst ontspannen kunt noemen. Tijdens de sessies bleven zelfs de ramen van de studio opzettelijk openstaan. Daardoor hoor je af toe buitengeluiden die een zekere mate van intimiteit aan het geheel toevoegen.
Reverie begint beresterk met Heaven’s Escape, een song die op een treurmars geënt lijkt maar gaandeweg overgaat in een slepende fin-de-siècle wals met inventief drumwerk van Jay Bellerose (die op een akelig hoog niveau drumt), uitgekiende pianoriffs van Patrick Warren en intrigerend gitaarwerk van Marc Ribot. Waarmee Joe Henry een muzikale triomftocht inzet die de luisteraar na ruim een uur overrompeld achterlaat. Tussendoor vergeet je soms te ademen tijdens het luisteren zoals bij After The War, een nuchter dronkzeemanslied met opnieuw een vooraanstaande rol voor de piano, en het bluesy Dark Tears (‘My camera doesn’t lie to me / I see dark tears behind its eyes’).
In het wonderlijk mooie Tomorrow Is October schenkt Henry uit een karaf die tot aan de rand gevuld is met weemoed, herfstachtige klanken en schimmen van saudade en tristesse zonder zijn song ook maar één moment droefgeestig te laten worden. Een soortgelijke sfeer roept hij op in Unspeakable en The World And All I Know, de twee door merg en been snijdende songs waarmee dit meesterlijke album afsluit. Songs ook die duidelijk maken dat vakmanschap in de beste zin van het woord kan leiden tot muziek die zich in je ziel vastzet met weerhaken zo sterk als staalkabels. Reverie is van begin tot einde opgetrokken uit dat soort muziek: obstinaat, overtuigd van het eigen gelijk en het eigen doel. En is daardoor een plaat met een geheel eigen smoelwerk.